Navi: Wikibooks · Wikinews · Wikipedia de en es fr · Wikiquote · Wikisource · Wikispecies · Wikiversity · Wikivoyage · WikiWoordenboek · Commons · Wikidata · Wikifuncties · Incubator · Meta · Wikimedia NL · Wikimedia BE · Outreach · OTRS-wiki · OTRS


w:nl:Overleg_gebruiker:Romaine/Archief_2018#FYI:_PB_KO

Persönliche Bekanntschaften

Bearbeiten

International

Bearbeiten
Main page: Q15054065 ca cs de en es fr it nl c:
Participants: Q15953959 ca de en es fr it nl WMBE
Template: Q19378670 ca de en es fr it nl WMBE
Category: Q9195759 de en es fr it c:
Users category: Q21001656 en es c:
Userbox: Q16744021 ca de en es fr it nl c: m: others
Infobox: L cs + en es fr it c:
User confirmed msg: en es fr it
User invitation msg: en nl WMNL

Geschichte

Bearbeiten

Treffen & Eule

Bearbeiten

Duitse naamvallen

Bearbeiten

Bron: hier + hier

mannelijk vrouwelijk onzijdig meervoud Voorbeeld
Eerste naamval: onderwerp + naamwoordelijk gezegde (Nominativ) der die das die Ik geef morgen aan de leraar het cadeau.
Tweede naamval: bijvoeglijke bepaling (Der Genitiv) des der des der Ik geef morgen aan de leraar het cadeau.
Derde naamval: meewerkend voorwerp (Dativ) dem der dem den Ik geef morgen aan de leraar het cadeau.
Vierde naamval: lijdend voorwerp (Akkusativ) den die das die Ik geef morgen aan de leraar het cadeau.

Eerste naamval: onderwerp (Nominativ) ein eine ein keine Een man geeft morgen aan een leraar een cadeau.
Tweede naamval: bijvoeglijke bepaling (Der Genitiv) eines einer eines keiner Een man geeft morgen aan een leraar een cadeau.
Derde naamval: meewerkend voorwerp (Dativ) einem einer einem keinen Een man geeft morgen aan een leraar een cadeau.
Vierde naamval: lijdend voorwerp (Akkusativ) einen eine ein keine Een man geeft morgen aan een leraar een cadeau.

German pronouns

Bearbeiten

Source: here

Singular Plural Formal (singular and plural)
Case First Person Second Person Third Person First Person Second Person Third Person Naturally: Second Person
Grammatically: Third Person Plural
(English nominative) I you (thou) he she null / it we you they you
Nominative (subject) ich du er sie es wir ihr sie Sie
Akkusative (direct object) mich dich ihn sie es uns euch sie Sie
Dative (indirect object) mir dir ihm ihr ihm uns euch ihnen Ihnen
Genitive meiner deiner seiner ihrer seiner unser euer ihrer Ihrer
Possessive mein dein sein ihr sein unser euer ihr Ihr

Aussprache

Bearbeiten

Deutsch - Niederländisch

  • ä -> è
  • ü -> u
  • ö -> eu

Wwwwwwww

Bearbeiten
  • Wie (hoe)
  • Was (wat)
  • Wer (wie)
  • Wann (wanneer; tijdsaanduiding)
  • Wenn (wanneer; als)
  • Wo (waar)
  • Welche (welke)
  • Warum (waarom)

User space

Bearbeiten